Onze Lieve Vrouwe van de Bloeiende Betuwe

Ik woon inmiddels vijftien jaar in de Betuwe. Maar het heeft me als ‘Zuid Limburgs’ meisje wel even gekost om te wennen. Toch is vandaag zo’n dag waarop ik me er helemaal huis voel.

Op de terugweg van een gesprek met nabestaanden kies ik voor de weg tussen de boerderijen door. Niet sneller dan de autoweg langs de Betuwelijn, maar wel korter en zeker leuker. Het zonnetje nodigt me ertoe uit. Plus het bordje ‘Onze Lieve Vrouwe van de Bloeiende Betuwe’.

Waar haar kapelletje staat, is de weg zo smal dat er maar één auto kan rijden, laat staan dat ik daar kan parkeren. Dus stop ik een eindje verderop en loop terug. Niet echt handig, op m’n hakken, maar ik heb t er voor over. En ergens brengt het wandelingetje me terug naar Zuid Limburg. Blauwe lucht, kwetterende vogels, blatende ooien en hun lammeren. En het heuveltje, waar de kapel op is gebouwd.

Al vaker ben ik langs dit kapelletje gekomen. Inmiddels weet ik dat het geen toeval is dat ik er op een dag als vandaag stop. Een van de steeds weer terugkerende onderwerpen in de gesprekken ter voorbereiding op een uitvaart van een oudere persoon in deze regio, is de Tweede Wereldoorlog. Om preciezer te zijn de operatie Market Garden en de evacuatie die daaraan vooraf ging.

Zo ook vandaag. Het was een gebeurtenis met grote consequenties voor de overleden mijnheer. Ik neem hem mee in mijn gedachten als ik het kinderkopjespad op de heuvel oploop.

In het kapelletje lees ik: In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog werd er op deze plek man tegen man gevochten tussen de Britten en de Duitsers. In 1946 werd het kapelletje voor Maria gebouwd. Tot in de jaren zestig werd er jaarlijks een processie gehouden. En rond 4 en 5 mei wordt de kapel nog altijd druk bezocht.

In het gastenboek staan nog heel actuele reacties. Het ontroert me. Op deze plek, waar zoveel pijn en verdriet en geweld heeft geheerst, is het geloof in Maria nog springlevend. Het voelt als een lentesprankel in deze tijd van het jaar. Een sprankje vertrouwen en positiviteit, dat ik aantref in de week na een bloedige aanslag in Utrecht en een vreselijke verkiezingsuitslag.

Nee, de overleden mijnheer komt niet meer terug. Maar ik doe een klein gebedje bij Maria, dat de uitvaart die ik vanavond ga voorbereiden, er aan zal bijdragen dat zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen over een tijdje de zon weer zullen zien schijnen.

Sterren bij Nieuwe Maan

Het is donker, en een drukte van belang als ik kom aanrijden. Verkeersregelaars wijzen me met lichtgevende stokken de weg richting parkeerplaats, en behoeden me helaas niet voor de verkeersdrempel die mij mijn hoofd tegen het autoplafond laat stoten.

Vuurkorven en blikken brandende olie leiden me soepeltjes naar de ingang. Er komen me al veel mensen tegemoet, ik ben aan de late kant. Ik hoor kinderen roepen en lachen, helaas niet de vanzelfsprekende geluiden hier. Toch past het vanavond. Ook. Lichtheid als tegenhanger van donker en verdriet.

Ik bezoek Lichtjesavond op de grote begraafplaats in Arnhem. Als ritueelbegeleider en als organisator van Wereldlichtjesdag Overbetuwe. En bovenal als nabestaande. Want ook ik heb mensen te herdenken tijdens deze donkere dagen.

Ik schrijf hun namen, geboorte- en overlijdensdata op sterrenkaartjes en loop met een brok in mijn keel naar buiten. Het grijpt me meer aan dan ik had verwacht. Er staan grote partytenten, vol gluhwein, chocomel en pratende families. Een koor zingt.

In het donker, bij een grote, zacht verlichte boom, staan ook mensen. En plots zijn daar de kippenveltonen van drie doedelzakspelers. We luisteren muisstil. Als de laatste tonen wegsterven loop ik naar de boom en hang er ‘mijn’ sterretjes in. Een moment van stilte.

In de stilte-aula een harpiste, en mij zo vertrouwde troostwoorden. Eerder dan mij lief is, wordt de stilte verbroken. Ik haal diep adem en ga mee in het moment van opruimen en afbreken. Ik ben blij dat ik deze avond van Nieuwe Maan op deze manier heb besteed.

Want de doden zijn niet weg. Ze zijn in mijn leven. Altijd en overal. En op een avond als vandaag raken onze werelden elkaar. In de sterrenboom, onder dezelfde Maan.

Druppels regenboog

Ik zie je liggen
Zwartglanzend o zo zacht
Je ogen diep in mij

En ik denk terug aan
Toen jij kwam
In de lente van de liefde

Zomers lang vol zindering
Niets was ons te dol
Spelen, springen, sjouwen

Jouw herfst was lang
Maar enkel liefdevol
We genoten van elkaar

Tot ook de winter kwam
Koud en stil
Neemt zij jou nu mee

En als de zilveren draad
Tussen jouw lichaam en ziel
Is doorgeknipt

Zul jij licht van liefde
Zien aan de overkant
Vol druppels regenboog

Want als je overtocht
Van hier naar daar
Vloeien onze tranen bitterzoet

Dankjewel lieve, lieve, lieve Trees (mijn labrador-vriendin, 2004-2018)

Huilen om een hond

Afgelopen donderdag luister ik in de auto naar het verhaal van een vrouw, die na de dood van haar hond, een boek* heeft geschreven over de rouw die ze daarna maandenlang voelde. Ze vertelt dat ze wilde weten of dat normaal is, en ging op zoek naar deskundigen en bekende Nederlanders, om haar verhaal daarmee aan te vullen.

Na dat autoritje laat ik mijn hond Knoet uit. Het is, nóg steeds, zo’n dag waarop ik zonder klappertanden op blote voeten naar buiten kan. Zo bijzonder dat ik mijn voornemen om elke dag minimaal één blote-voeten-wandeling te doen, sinds april, nog steeds kan waarmaken.

Aan het eind van het grasveld waar ik altijd de balletjes van Knoet gooi, woont mijn huisarts. Ze komt net thuis en roept me gedag. ‘Nog steeds op blote voeten?’ vraagt ze me. Ik leg haar uit hoe blij ik ervan word, en dat ik de laatste tijd wel wat vaker verbaasde mensen tegenkom. ‘Gewoon blijven doen, je lichaam heeft vanzelf aan wanneer het te koud wordt’, is haar wijze raad.

En als ik terugloop naar huis, realiseer ik me dat ik iets wil doen met het interview op de radio en het gesprekje met mijn huisarts. Ik wil het verbinden aan mijn kennis over rituelen bij sterven en afscheid.

Want ook al zullen er talloze mensen zijn die niets begrijpen van blote-voeten-wandelingen of rouw om een huisdier, evenzovele snappen het wel. Zo wordt mijn idee geboren om rituelen bij sterven en afscheid ook bekend te maken bij huisartsen. En om te benoemen dat deze rituelen ook mogelijk zijn als er sprake is van verdriet of rouw om de dood van een huisdier.

De gedachte dat ik ooit afscheid moet nemen van Knoet, kan nu al tranen in mijn ogen brengen. Snel gooi ik hem, samen met het balletje van Knoet, heel ver voor ons uit. Want ik weet ook dat als het zo ver is, een ritueel mij zal helpen om het verdriet en het gemis een plekje te geven. En mijn leven zonder haar zal helpen helen.

* Vandaag staat er een artikel (Huilen om een hond) in Volkskrant Magazine over het boek: Dan neem je toch gewoon een nieuwe.

Meer dan ooit

De laatste middag van de meteorologische zomer breng ik door in de buurtuin van mijn vorige huis. De zon verwarmt mijn wangen, de mensen aan tafel mijn hart. We praten over groter en ouder worden, over leven en dood. En gelukkig kunnen we om de meeste dingen grappen maken.

Een van de onderwerpen die uitgebreid aan bod komt is het verlies van onze ouders. Want daar hebben we aan tafel -helaas- inmiddels allemaal ervaring mee. En ja, het is waar. Dat het verdriet slijt, na al die eerste, tweede en derde en nog meer keren zonder hen. En dat het gemis groeit.

Als ik vandaag wakker word, voel ik het meteen. Het gemis, dat vandaag alweer zeven jaar oud wordt. Ik parkeer het even, om Grote Zoon te wekken voor de eerste dag van zijn nieuwe baan. Hoe toepasselijk: drager bij uitvaarten.

Maar als ik even later buiten loop met Knoet, wandelt het jarige gemis met me mee. Net zoals mijn moeder. En dan, aan het einde van de straat, bij de gemaaide graanakkers, omhult een zachte deken van mist ons, terwijl aan de horizon de ochtend gloort.

Ik mijmer weg. Naar die dag zeven jaar geleden. Ik denk dat ik toen ongeveer net zo vroeg wakker was. Een tijdlang met mijn vader aan mijn moeders bed zat. We luisterden naar haar ademhaling, die steeds moeizamer ging. We hielden haar hand vast, streelden haar haar. En later die dag lieten we haar gaan.

Zeven jaar geleden. Het voelt meestal als de dag van gisteren. Haar dood hoort bij mijn leven. Net zoals het gemis. Dat, net zoals alle andere aardse zaken, twee kanten heeft. Want met de jaren verzacht het en groeit met het gemis, ook de liefde.

Lieve mama, ik mis je en hou van je. Meer dan ooit.

1 juli 1942-1 september 2011

Lief duveltje

Als afscheid nemen
Nog niet voor eeuwig is en
Jij wel uit deze wereld bent gegleden

Dan is jou zien dubbel zwaar
Maar het eeuwige afscheid ooit
Misschien een beetje minder rauw

En wie weet
Is afscheid nemen
In deze wereld ook wel

Een kleine beide-handen-kans
Om te zien wie zich
Onder al jouw maskers van toen

Verscholen heeft
En die nu beetje bij beetje
Tevoorschijn komt

Als een lief duveltje
Uit een doosje

Huis in de wolken en in je hart

Juffrouw Olifant en Oma Muis zijn dikke vriendinnen.
Ze wonen naast elkaar in de dierentuin.
Elke zondag gaat Oma Muis naar Juffrouw Olifant
om een kopje thee te drinken.

Maar dan komt er een zondag,
waarop Juffrouw Olifant zit te wachten,
en te wachten … en te wachten.
Als de thee koud geworden is,
en ze alle koekjes ongemerkt heeft opgegeten,
gaat zij op zoek naar Oma Muis.

Zij zoekt in alle hoeken van de stal,
maar ziet Oma Muis nergens.
Dan opent zij de staldeur en gaat op weg
naar het holletje van Oma Muis.
Als zij daar aankomt,
klopt zij zachtjes op het deurtje.
Maar er komt niemand om hem te open te maken.
Daarom duwt ze het deurtje voorzichtig op een kier.

Ze tuurt naar binnen en schrikt een beetje;
het lijkt wel of Oma Muis ligt te slapen.
Alle andere muizen van de stal staan om Oma Muis heen.
Ze kijken verdrietig om,
en Kleintje Muis komt op haar af.

Er lopen tranen over de wangen van Kleintje Muis als hij zegt:
‘Oma Muis is doodgegaan.’
Hij pakt zijn zakdoek, snuit zijn neus hard
en veegt met de zakdoek langs zijn betraande ogen:
‘Ik ben verdrietig, omdat ik Oma Muis nu nooit meer zal zien.’

Juffrouw Olifant slaat haar poot om Kleintje Muis heen.
Ze probeert hem zo voorzichtig mogelijk te troosten.
Dat valt nog niet mee met zulke grote poten.
Daarom gaat ze zachtjes naast hem zitten.
En dan vertelt juffrouw Olifant:

‘Toen Opa Olifant doodging,
was ik ook heel verdrietig,
omdat zijn lijf het niet meer deed.
Mijn mama vertelde dat ik best mocht huilen,
net zoals jij nu doet om Oma Muis.

Mama Olifant vertelde ook dat we niet alleen een lijf hebben.
We hebben ook een eigen ik.
Een eigen ik vol dromen en wensen, blijdschap en verdriet.
En toen Opa Olifant dood ging, ging zijn eigen ik terug naar het plekje waar hij woonde voordat hij werd geboren.
Hij ging terug naar het Huis in de Wolken.

En Mama Olifant vertelde ook nog iets anders.
Dat Opa Olifant nu dichterbij was dan ooit.
Dat hij nu een heel bijzonder plekje in mijn hart had.

Want toen hij leefde zag ik hem soms.
En nu hij dood is, voel ik hem altijd en overal.
Omdat ik hem meeneem in mijn hart,
het Huis van de Herinnering.

Zo is het ook met Oma Muis.
Haar eigen ik is terug naar het Huis in de Wolken.
En tegelijk is zij altijd en overal bij jou.
Omdat ze nu woont in jouw hart.