Druppels regenboog

Ik zie je liggen
Zwartglanzend o zo zacht
Je ogen diep in mij

En ik denk terug aan
Toen jij kwam
In de lente van de liefde

Zomers lang vol zindering
Niets was ons te dol
Spelen, springen, sjouwen

Jouw herfst was lang
Maar enkel liefdevol
We genoten van elkaar

Tot ook de winter kwam
Koud en stil
Neemt zij jou nu mee

En als de zilveren draad
Tussen jouw lichaam en ziel
Is doorgeknipt

Zul jij licht van liefde
Zien aan de overkant
Vol druppels regenboog

Want als je overtocht
Van hier naar daar
Vloeien onze tranen bitterzoet

Dankjewel lieve, lieve, lieve Trees (mijn labrador-vriendin, 2004-2018)

Tot aan de maan en terug

In 1998 was ik, net in verwachting van Grote Zoon, op slag verliefd op een allerschattigst boekje, waarin Hazeltje en Grote Haas proberen uit te leggen hoeveel ze van elkaar houden. Vandaag zijn ze plots even terug in mijn leven.

Want op deze regenachtige herfstdag besluit ik aan het einde van de middag een wandeling in het bos te maken. Een onzichtbare hand leidt mij naar de begraafplaats in Heilig Land Stichting, een van de mooiste begraafplaatsen die ik ken.

Dat het (mot)regent deert me niet. Integendeel, ik hou ervan, omdat het het verdriet van afscheid dat juist hier zo aanwezig is zichtbaar maakt, terwijl het tegelijkertijd zo levengevend is aan alle planten, struiken en bomen die er staan en die ook zoveel troost brengen.

Ik slenter over de paden en sta af en toe stil bij een graf. Dan lees ik de namen en cijfers die begin en einde van het aardse leven markeren.

En ik weet: de Dood spaart niemand. Ik lees oma’s, jonge vaders, een klein meisje, die ‘moeilijke’ puber. Zusters, professoren en de liefste mama. En ik voel, in al hun verscheidenheid één grote overeenkomst: hoeveel er van ze gehouden is, en nog steeds wordt.

Want er staan verse bloemen bij een sterfdatum in 1999. Er hangen nieuwe, handgeschreven, en door de regen beetje uitgelopen, briefjes. Opgepoetste hondjes, fleurige vlinders, ontroerende engeltjes. Er branden kaarsen. ‘De liefde gaat nooit over’, zeggen de bronzen letters op een laatste rustplaats. En zo is het.

Hazeltje en Grote Haas vertelden het aan elkaar. Hoeveel ze wel niet van elkaar hielden. Hoeveel dat was? Ook dát lees ik vandaag terug op een hartje, in het groenste herfstgroen, terwijl zonnestralen zachtjes en voorzichtig langs de grote witte wolken strijken in een poging een te versmelten tot een regenboog: Tot aan de maan en terug.