Zaterdagavond, half acht. Als ik na een avondwandelingetje met mijn hond op m’n mobiel kijk, zie ik dat een uitvaartondernemer heeft gebeld. Ik bel haar terug.
‘Mevrouw is vannacht overleden. Kun je vrijdag voorgaan, en zou je morgen kunnen spreken met de nabestaanden?’ Mijn antwoord is twee keer ja. De dood houdt zich niet aan kantoortijden. Ik beweeg in liefde met haar mee.
Na de lunch rijd ik door een mistroostige Betuwe. Het waait stevig en de regen valt vlagerig. Ik neem de route langs de nu nog kale fruitbomen. Drie kraaien vliegen in slow motion op. Waarom zouden ze ook haast hebben?
Ik bel aan, stap het appartementencomplex naar binnen en neem de lift. Als ik uitstap staat er al iemand op mij te wachten. ‘Hier rechts in de hoek mag u zijn.’
Ik neem het appartement goed in me op. Na ons gesprek van ongeveer anderhalf uur, vraag ik of ik ook nog even naar de foto’s aan de muur mag kijken. Want niet alleen woorden en emoties, maar ook meubeltjes en vastgelegde herinneringen zijn voor mij een manier om me in te leven in deze familie, deze nabestaanden en de overleden mevrouw.
De weg terug naar huis, in gedachten nog bij de verdrietige en tegelijk berustende familie, is wat verwarrend. Ik zie drie oude vrouwen staan, maar als ik dichterbij kom zie ik dat ze maskers dragen. Sarahs? Even later komen versierde wagens mij tegemoet. Dan realiseer ik me dat het Carnaval is.
Carnaval, zo lees ik later op Wikipedia, ‘is een omkeringsritueel. Maatschappelijke rollen worden omgedraaid en normen over gewenst gedrag worden opgeschort.
Het dragen van maskers zou oorspronkelijk verband hebben gehouden met verering van overleden voorouders; door zich als een representant van een overleden voorouder voor te doen, hoopte men de geest van die voorouder gunstig te stemmen. Daarnaast diende de maskerade om de winter sneller een halt toe te roepen, zodat de zomer sneller zijn intrede zou doen.’
En zo komt, op een regenachtige zondag in de Betuwe, alles samen: winter en zomer, verdriet en vreugde, dood en leven. En zie ik de kraaien weer voor me: waarom haasten? Voor alles is immers een tijd.