Sterren bij Nieuwe Maan

Het is donker, en een drukte van belang als ik kom aanrijden. Verkeersregelaars wijzen me met lichtgevende stokken de weg richting parkeerplaats, en behoeden me helaas niet voor de verkeersdrempel die mij mijn hoofd tegen het autoplafond laat stoten.

Vuurkorven en blikken brandende olie leiden me soepeltjes naar de ingang. Er komen me al veel mensen tegemoet, ik ben aan de late kant. Ik hoor kinderen roepen en lachen, helaas niet de vanzelfsprekende geluiden hier. Toch past het vanavond. Ook. Lichtheid als tegenhanger van donker en verdriet.

Ik bezoek Lichtjesavond op de grote begraafplaats in Arnhem. Als ritueelbegeleider en als organisator van Wereldlichtjesdag Overbetuwe. En bovenal als nabestaande. Want ook ik heb mensen te herdenken tijdens deze donkere dagen.

Ik schrijf hun namen, geboorte- en overlijdensdata op sterrenkaartjes en loop met een brok in mijn keel naar buiten. Het grijpt me meer aan dan ik had verwacht. Er staan grote partytenten, vol gluhwein, chocomel en pratende families. Een koor zingt.

In het donker, bij een grote, zacht verlichte boom, staan ook mensen. En plots zijn daar de kippenveltonen van drie doedelzakspelers. We luisteren muisstil. Als de laatste tonen wegsterven loop ik naar de boom en hang er ‘mijn’ sterretjes in. Een moment van stilte.

In de stilte-aula een harpiste, en mij zo vertrouwde troostwoorden. Eerder dan mij lief is, wordt de stilte verbroken. Ik haal diep adem en ga mee in het moment van opruimen en afbreken. Ik ben blij dat ik deze avond van Nieuwe Maan op deze manier heb besteed.

Want de doden zijn niet weg. Ze zijn in mijn leven. Altijd en overal. En op een avond als vandaag raken onze werelden elkaar. In de sterrenboom, onder dezelfde Maan.

Liefde van Oer

Tussen Arnhem en Nijmegen wordt veel gebouwd. Heel veel zelfs. Gelukkig waren er mensen die tussen die huizen ook een park visualiseerden. Park Lingezegen.

En waar ik tijdens de aanleg best sceptisch was, maakt het me op een dag als vandaag blij om te kunnen wandelen in de onlangs opengestelde ‘wetlands’ rondom de Rijkerwoerdse Plassen.

Als ik er naartoe rijd, hoor ik op Radio 2 een zeventienjarige jongen een plaat aanvragen voor zijn moeder. Omdat zij hem de afgelopen vier jaar zo trouw gesteund heeft. Hij is ziek geweest. Acute leukemie. Er zijn mensen aan doodgegaan.

Ik hoor hoe hij zijn tranen wegslikt, en ook uitlegt waarom de plaat hem moed geeft: I won’t back down. De jongen ontroert me immens. Ik veeg mijn tranen weg als ik uit de auto stap.

Ik denk terug aan gisteren, toen ik een workshop over stervensbegeleiding deed. En aan eerdere sterfrituelen, die ik deed. Ik realiseer me -weer- dat afscheid nemen van mijn eigen leven ooit, ongetwijfeld makkelijker is dan het afscheid nemen van een stervend kind moet zijn. Dat kan niet anders dan een alles verwoestend en onverdraagbaar verdriet met zich meebrengen.

Een verdriet waar voor mij een gevoel aan vastzit, dat ik in een laatje in mijn lijf heb opgesloten. Het is een gevoel dat op een moment als zojuist het laatje op een kier duwt. Ik kijk het aan, en dan duw ik het laatje zachtjes maar resoluut weer dicht.

Er zijn mensen bij wie dat laatje is opengebroken. Met grof geweld. Toen hun kind overleed. Groot of klein. Voor die mensen organiseer ik, samen met een aantal andere mensen, op 9 december WereldLichtjesDag.

Het gevoel dat zij hebben, heeft een naam. De naam van hun overleden kind. Daaronder zit een universeel gevoel, waar ik vanmorgen over las in een prachtige column van Sander de Hosson. Over een groot kind dat stierf. En de oneindige liefde van ouders. Oerliefde noemt Sander het. Voor mij is het Liefde van Oer.

Huilen om een hond

Afgelopen donderdag luister ik in de auto naar het verhaal van een vrouw, die na de dood van haar hond, een boek* heeft geschreven over de rouw die ze daarna maandenlang voelde. Ze vertelt dat ze wilde weten of dat normaal is, en ging op zoek naar deskundigen en bekende Nederlanders, om haar verhaal daarmee aan te vullen.

Na dat autoritje laat ik mijn hond Knoet uit. Het is, nóg steeds, zo’n dag waarop ik zonder klappertanden op blote voeten naar buiten kan. Zo bijzonder dat ik mijn voornemen om elke dag minimaal één blote-voeten-wandeling te doen, sinds april, nog steeds kan waarmaken.

Aan het eind van het grasveld waar ik altijd de balletjes van Knoet gooi, woont mijn huisarts. Ze komt net thuis en roept me gedag. ‘Nog steeds op blote voeten?’ vraagt ze me. Ik leg haar uit hoe blij ik ervan word, en dat ik de laatste tijd wel wat vaker verbaasde mensen tegenkom. ‘Gewoon blijven doen, je lichaam heeft vanzelf aan wanneer het te koud wordt’, is haar wijze raad.

En als ik terugloop naar huis, realiseer ik me dat ik iets wil doen met het interview op de radio en het gesprekje met mijn huisarts. Ik wil het verbinden aan mijn kennis over rituelen bij sterven en afscheid.

Want ook al zullen er talloze mensen zijn die niets begrijpen van blote-voeten-wandelingen of rouw om een huisdier, evenzovele snappen het wel. Zo wordt mijn idee geboren om rituelen bij sterven en afscheid ook bekend te maken bij huisartsen. En om te benoemen dat deze rituelen ook mogelijk zijn als er sprake is van verdriet of rouw om de dood van een huisdier.

De gedachte dat ik ooit afscheid moet nemen van Knoet, kan nu al tranen in mijn ogen brengen. Snel gooi ik hem, samen met het balletje van Knoet, heel ver voor ons uit. Want ik weet ook dat als het zo ver is, een ritueel mij zal helpen om het verdriet en het gemis een plekje te geven. En mijn leven zonder haar zal helpen helen.

* Vandaag staat er een artikel (Huilen om een hond) in Volkskrant Magazine over het boek: Dan neem je toch gewoon een nieuwe.

Rituelen van komen en gaan

Grote Zoon is gisteren twintig geworden. Zo’n dag brengt rituelen met zich mee. Slingers natuurlijk. Cadeaus, en taart. Voor mij is het ook altijd weer het moment om dat eerste fotoalbum uit de kast te halen en de herinneringen in te duiken.

Dit jaar misschien wel meer dan ooit. Want bij de herinneringen aan de geboortes van mijn kinderen zitten ook ervaringen met de dood. Al voelde dat toen niet zo. Maar nu ik steeds meer te weten kom over de voorchristelijke rituelen rondom sterven, dood en rouw in Noord West Europa (ik volg de opleiding Rouwvrouw) openbaart zich soms een nieuw en vaak een verdiepend bewustzijn.

Want alhoewel ik twee prachtige jongens heb gekregen die zich nu ontwikkelen tot mooie mannen, waren er ook heel verdrietige momenten in die tijd. Momenten waarop ik dacht dat het moederschap niet voor mij was weggelegd. Toen ik bloedend en met helse pijn in mijn buik, bij manlief achterop de fiets, in het donker op weg naar de vervangende huisarts moest bijvoorbeeld.

Ik weet nu dat er in zo’n situatie prachtige rituelen mogelijk zijn. Nee, ze hadden het zieltje dat mij verliet niet teruggebracht. Maar ze helpen het wel liefdevol naar een andere wereld. Als ik toen geweten had wat ik nu weet, had me dat ongetwijfeld troost gebracht. Rust. Geloof. Vertrouwen. Want dat is wat rituelen kunnen doen.

Tot aan de maan en terug

In 1998 was ik, net in verwachting van Grote Zoon, op slag verliefd op een allerschattigst boekje, waarin Hazeltje en Grote Haas proberen uit te leggen hoeveel ze van elkaar houden. Vandaag zijn ze plots even terug in mijn leven.

Want op deze regenachtige herfstdag besluit ik aan het einde van de middag een wandeling in het bos te maken. Een onzichtbare hand leidt mij naar de begraafplaats in Heilig Land Stichting, een van de mooiste begraafplaatsen die ik ken.

Dat het (mot)regent deert me niet. Integendeel, ik hou ervan, omdat het het verdriet van afscheid dat juist hier zo aanwezig is zichtbaar maakt, terwijl het tegelijkertijd zo levengevend is aan alle planten, struiken en bomen die er staan en die ook zoveel troost brengen.

Ik slenter over de paden en sta af en toe stil bij een graf. Dan lees ik de namen en cijfers die begin en einde van het aardse leven markeren.

En ik weet: de Dood spaart niemand. Ik lees oma’s, jonge vaders, een klein meisje, die ‘moeilijke’ puber. Zusters, professoren en de liefste mama. En ik voel, in al hun verscheidenheid één grote overeenkomst: hoeveel er van ze gehouden is, en nog steeds wordt.

Want er staan verse bloemen bij een sterfdatum in 1999. Er hangen nieuwe, handgeschreven, en door de regen beetje uitgelopen, briefjes. Opgepoetste hondjes, fleurige vlinders, ontroerende engeltjes. Er branden kaarsen. ‘De liefde gaat nooit over’, zeggen de bronzen letters op een laatste rustplaats. En zo is het.

Hazeltje en Grote Haas vertelden het aan elkaar. Hoeveel ze wel niet van elkaar hielden. Hoeveel dat was? Ook dát lees ik vandaag terug op een hartje, in het groenste herfstgroen, terwijl zonnestralen zachtjes en voorzichtig langs de grote witte wolken strijken in een poging een te versmelten tot een regenboog: Tot aan de maan en terug.

Meer dan ooit

De laatste middag van de meteorologische zomer breng ik door in de buurtuin van mijn vorige huis. De zon verwarmt mijn wangen, de mensen aan tafel mijn hart. We praten over groter en ouder worden, over leven en dood. En gelukkig kunnen we om de meeste dingen grappen maken.

Een van de onderwerpen die uitgebreid aan bod komt is het verlies van onze ouders. Want daar hebben we aan tafel -helaas- inmiddels allemaal ervaring mee. En ja, het is waar. Dat het verdriet slijt, na al die eerste, tweede en derde en nog meer keren zonder hen. En dat het gemis groeit.

Als ik vandaag wakker word, voel ik het meteen. Het gemis, dat vandaag alweer zeven jaar oud wordt. Ik parkeer het even, om Grote Zoon te wekken voor de eerste dag van zijn nieuwe baan. Hoe toepasselijk: drager bij uitvaarten.

Maar als ik even later buiten loop met Knoet, wandelt het jarige gemis met me mee. Net zoals mijn moeder. En dan, aan het einde van de straat, bij de gemaaide graanakkers, omhult een zachte deken van mist ons, terwijl aan de horizon de ochtend gloort.

Ik mijmer weg. Naar die dag zeven jaar geleden. Ik denk dat ik toen ongeveer net zo vroeg wakker was. Een tijdlang met mijn vader aan mijn moeders bed zat. We luisterden naar haar ademhaling, die steeds moeizamer ging. We hielden haar hand vast, streelden haar haar. En later die dag lieten we haar gaan.

Zeven jaar geleden. Het voelt meestal als de dag van gisteren. Haar dood hoort bij mijn leven. Net zoals het gemis. Dat, net zoals alle andere aardse zaken, twee kanten heeft. Want met de jaren verzacht het en groeit met het gemis, ook de liefde.

Lieve mama, ik mis je en hou van je. Meer dan ooit.

1 juli 1942-1 september 2011

Terug naar Moeder Aarde

Als ik uit de auto stap, hoor ik vogels fluiten. Ze laten zich niet verjagen door de hitte. Dat begrijp ik wel, want er zijn genoeg schaduwrijke plekjes waar ik nu ben. Een zuchtje wind blaast de warmte zachtjes weg.

Ik loop het bospad op en zie dat meteen rechts van mij een open plek is gecreëerd. Van boomstammetjes en planken zijn eenvoudige bankjes gemaakt, die in een halve cirkel zijn geplaatst. Vooraan staan vijf boomstammetjes in een rij neergezet. Linksvoor staat een houten spreekgestoelte. Het is de boskapel.

Ik loop door naar de bosrand. Bijen vliegen af en aan naar hun korven, verdekt opgesteld in een schuurtje achter hoge distels en wilde bloemen. Zij zorgen met hun bestuivingswerk niet alleen voor leven op dit veld en onze aarde, maar staan ook symbool voor geboorte, dood en wederopstanding, en zelfs voor onsterfelijkheid. Door dit alles zijn ze van bijzondere betekenis op deze plek.

Naarmate ik langer kijk naar het open veld voor mij, onderscheid ik steeds meer planten, grassen en bloemen. Zoveel kleuren groen, met daartussen wuivend geel, paars en wit. Een enkele rode klaproos. En naarmate ik langer kijk, ontwaar ik boven het bloeiende veld tientallen, misschien wel honderden vlinders.

De symboliek op deze zomerse dag raakt me. In mijn verbeelding vliegt er voor elke begraven persoon een vlinder.

Prachtig symbool voor de ziel. De vlinders maken de plek, waar zoveel rouw en verdriet wordt beleefd, zo zonnig, warm, stralend en licht.

Steeds meer mensen kiezen voor eeuwige rust op een natuurbegraafplaats. Hun lichaam wordt, al dan niet gecremeerd, teruggegeven aan Moeder Aarde. Als ritueelbegeleider help ik jou met liefde een bij deze plek passende afscheidsceremonie voor te bereiden en uit te voeren.

Wat je altijd al wilde weten

De vraag die ik best eens krijg, en die misschien wel valt in de categorie ‘altijd al willen weten, maar nooit durven vragen’ is ‘Wat doet een ritueelbegeleider eigenlijk’?

Een ritueelbegeleider is erin gespecialiseerd nabestaanden te helpen een uitvaart inhoudelijk vorm te geven. Er zijn uitvaartondernemers die dit in hun ‘pakket’ hebben, maar er zijn ook uitvaartondernemers die zich liever houden bij (de enorme hoeveelheid) praktische, administratieve en juridische handelingen die verricht moeten worden, en graag een ritueelbegeleider inschakelen voor het bedenken en uitwerken van de inhoud van de afscheidsceremonie zelf.

Omdat het veel werk is. Veel van de organisator vraagt. Omdat het een vak is. En omdat samenwerken meer brengt dan alleen werken. Omdat een goed en mooi afscheid belangrijk is voor nabestaanden.

Eigenlijk is ritueelbegeleiding al een heel oud beroep. Want er zijn parallellen te trekken met datgene wat een pastoor of een dominee deed en doet bij een uitvaartplechtigheid in de kerk. Echter, steeds minder mensen kiezen voor een afscheid in kerk, dus wat doe je dan? Er zijn ook verschillen met de pastoor en de dominee.

Het grootste verschil is vaak het niet-religieuze. Uiteraard kan een ritueelbegeleider zijn of haar eigen geloof hebben, en zegt het ook niets over de mate van spiritualiteit die een ritueelbegeleider ervaart in het leven of kan inbrengen in een afscheid. Maar waar bij een afscheid in de kerk toch ook het gedachtengoed van die kerk een belangrijke rol speelt (wat prachtig is als het ook bij de overledene en nabestaanden past), ligt bij een ritueelbegeleider de nadruk op het persoonlijke, wat dus niet religieus hoeft te zijn (maar het kán wel).

Wat was de rode draad in iemands leven, of misschien wel de minder grijpbare gouden draad? Is er een metafoor of symbool voor het geleefde leven? Iets dat, in een ritueel of misschien wel in de hele afscheidsceremonie vervlochten kan worden?

Ritueelbegeleiders kunnen ook worden ingezet als er bijvoorbeeld sprake is van complexe familieverhoudingen en de nabestaanden met een onafhankelijke ‘buitenstaander’ willen komen tot een mooi afscheid.

Ritueelbegeleiders hebben geleerd altijd aan te sluiten bij de nabestaanden voor wie ze werken. Maar bovendien zijn ze er in alle soorten en maten. Er is er dus altijd een die bij jou of jullie past.

Mocht je nog meer willen weten, neem dan gerust eens contact met me op. Ik vertel je er graag meer over!

Cadeau van de liefde

Als ritueelbegeleider ondersteun ik nabestaanden bij het vormgeven van de uitvaart. En als zij dat willen, heb ik een kleine of grotere rol in de ceremonie. Dat is wat ik te ‘brengen’ heb. Hier en nu wil ik graag vertellen over wat ik ontvang, want dat vind ik minstens zo bijzonder.

Op de allereerste plaats wil ik het vertrouwen noemen dat nabestaanden mij geven. Vertrouwen om mij in hun leven toe te laten op misschien wel hun kwetsbaarste moment. Vertrouwen om het hoe en de woorden en gebaren van het afscheid van hun dierbare de wereld in te brengen.

Datzelfde geldt voor het aanwezig mogen zijn bij zoiets toch intiems als het afscheid nemen in een crematorium of ander huis van rouw. Wat zou ik daar ánders kunnen doen dan respectvol aan hun zijde staan, en meer nog dan dat, weten wanneer ik naast ze mag staan en wanneer ik mijzelf onzichtbaar terugtrek.

En enig idee hoeveel inspiratie zij mij geven, als het gaat om het vinden van de juiste woorden, gebaren, symbolen, rituelen en muziek om het geleefde leven tastbaar te maken in de mooiste en meest passende ceremonie?

Maar bovenal geven zij mij het cadeau van de liefde. Want liefde is -meestal- zó aanwezig tijdens een uitvaart. En ja, soms is er veel pijn en verdriet bij leven geweest, maar als het lukt om bij het afscheid in dit leven maar een glimpsje liefde te kunnen ontwaren, dan weet ik waarom ik hier ben en waarom dit is wat ik wil doen … en dan ben ik zo dankbaar!

Lijntje liefde

Wat ooit wachtruimte van een Zuid-Limburgs treinstationnetje was, is omgetoverd tot een aangenaam en stijlvol zaaltje. Ik schuif aan op de achterste rij. Stoelen met rugleuning. De rij ervoor zijn blokkendozen met kussentjes erop.

Klokslag acht uur begint de lezing. Verder na verlies. Rouwdeskundige Daan Westerink haalt al snel de roze olifant tevoorschijn; het verdriet na verlies dat er ontegenzeggelijk ís, maar waar zo vaak omheen gesproken en geleefd wordt. Haar tip voor als je iemand ontmoet die verdriet om verlies heeft: doe maar net of het er niet is.

Hoe je dat doet? Door aan te sluiten. Te luisteren. Te zien. Serieus te nemen. Niet te betuttelen. Niet in te vullen voor een ander Te vrágen naar het verhaal van de ander.

Voor de pauze krijgen we de ‘opdracht’ dat laatste advies in praktijk te brengen en te vragen naar wat onze lezing-buur helpt bij verdriet. Het verhaal van mijn buurman is ontroerend. Herkenbaar. Niet gek eigenlijk. Want verliezen lijden we allemaal.

Soms zichtbaar, en nog veel vaker onzichtbaar. Net zoals het lijntje met en de liefde voor de overleden dierbare. Dat zo graag gezien en gehoord wil worden. Vraag ernaar, en maak het hoorbaar, zichtbaar, voelbaar. Van onzichtbaar verdriet tot een tastbaar lijntje liefde.